Keuzes maken. Vandaag nog. Het is essentieel om ook in het jaar 2040 onze welzijnspositie te behouden, stelt denktanklid Barbara Baarsma, tevens hoogleraar toegepaste economie aan de UvA en hoofdeconoom van PwC. Welke keuzes en hoe we die aanpakken, daarover gaat het boek ‘Nederland 2040: een toekomstbeeld’ dat op 22 mei verschijnt.
We moeten dus aan de slag. Als we willen dat we ook in 2040 goed voor onze ouderen kunnen zorgen. Dat we de energietransitie kunnen betalen. En dat onze kinderen goed onderwijs krijgen. De transitieformule? Groene groei, een activerende arbeidsmarkt en een eenvoudiger belastingstelsel, gebaseerd op een samenhangende langetermijnvisie op de samenleving en de economie, aldus Barbara Baarsma.
Hoe staan we er in economisch opzicht voor in 2040?
‘Wij hebben dan een vergelijkbaar niveau van welvaart als nu, met een moderne defensie, goed onderwijs en toegankelijke zorg. Om dit te realiseren hebben we economische groei nodig. We moeten nú keuzes maken. Anders betalen onze kinderen de prijs. Dus ik hoop heel erg dat we in 2040 de economie hebben vlot getrokken. En ik hoop dat ik er dan zelf ook nog een bijdrage aan mag leveren. Want al heb ik tegen die tijd de AOW-gerechtigde leeftijd, ik vind het een voorrecht om zo lang mogelijk te mogen werken.’
Wat moet er worden vlot getrokken in onze economie?
‘Onze economie is vastgelopen. Of het nou gaat om tekorten op de arbeidsmarkt als gevolg van vergrijzing, overvolle elektriciteitsnetten en spoornetten of beperkte milieugebruiksruimte. De urgentie daarvan wordt onvoldoende gevoeld. Maar de lange termijn is niet ver weg, die begint vandaag.’
Welke belangrijke keuzes moeten we daarvoor maken?
‘Dat zijn keuzes langs twee assen. De eerste is het herstructureren van de economie, van een lagelonenland met een grote ecologische en ruimtelijke voetafdruk, naar een hoogproductief kennisland van geo-economisch, strategisch belang en een beperkte ruimtelijke en ecologische voetafdruk. En de tweede keuze is het moderniseren van instituties, regels en manieren waarop we met elkaar omgaan.’
Laten we met de herstructurering van de economie beginnen. Wat is er nodig om Nederland toekomstbestendig te maken?
‘We hebben economische groei nodig. Niet zomaar groei, maar kwalitatief goede groei – binnen de grenzen van wat onze planeet aankan. Die groei is nodig om de kosten van vergrijzing, dus zorg en AOW, maar ook de grote transities zoals klimaatadaptatie, digitalisering en onderwijs te kunnen dragen. Ik noem dat groene groei.’
En hoe bereiken we die groene groei?
‘Voor economische groei kijk ik naar twee variabelen: arbeidsaanbod en arbeidsproductiviteit. Omdat het arbeidsaanbod tot 2040 ongeveer stabiel blijft – door vergrijzing en minder migratie – moet alle groei komen uit arbeidsproductiviteit. Die is veel te laag en moet omhoog. Dus: meer toegevoegde waarde per gewerkt uur. Voor groene groei is meer nodig: een overheid die met beprijzen, normeren en handhaven actief stuurt op verduurzaming ’
.
Wat kunnen we doen om onze arbeidsproductiviteit te verhogen?
‘Onze arbeidsmarkt is te rigide. Die zorgt nu niet dat je daar werkt waar je het meest tot je recht komt. Waar je talent het beste aansluit bij wat er gevraagd wordt. Waar je geprikkeld wordt om te leren en deel te nemen. Mensen blijven in banen zitten omdat ze opgebouwde rechten hebben en bang zijn die te verliezen. Daardoor blijven mensen zitten bij bedrijven die niet per se het meest innovatief of productief zijn. Dat remt de arbeidsproductiviteit. Daarom willen we een arbeidsmarkt waarin mensen zich blijven ontwikkelen en bewegen van vervuilende laagproductieve (zoals in vleesverwerking of administratieve beroepen) naar hoogproductieve (zoals zaadveredeling of IT) banen.’
Welke verandering moet de arbeidsmarkt daar precies voor ondergaan?
‘Het huidige beleid is niet activerend genoeg. Vaste contracten kunnen voelen als een gouden kooi. Als we de arbeidsmarkt meer baseren op werkzekerheid in plaats van baanzekerheid, dan stappen mensen sneller over. En dan krijg je allemaal bewegingen die passen bij een hoogproductief kennisland. Ook is de prikkel om te investeren in een leven lang ontwikkelen dan groter, omdat je daarmee je werkzekerheid vergroot. Dat is wat we nodig hebben.’
Het moderniseren van instituties is de tweede as waarlangs we keuzes moeten maken, zeg je.
‘De denktank stelt een grote vereenvoudiging voor van het belasting- en sociale zekerheidsstelsel. De moderniseringen zijn erop gericht om minder verstorend te werken. Een van de moderniseringen gericht op de arbeidsmarkt is een negatieve inkomstenbelasting, in het boek noemen we dat een garantie-inkomen. Mensen die niet pensioengerechtigd zijn, niet leerplichtig zijn en geen betaald werk doen, melden zich bij het werkcentrum en worden – afhankelijk van hun situatie en verdienvermogen – begeleid naar werk of een basisbaan.’
Wat houdt de basisbaan in?
‘De basisbaan is voor mensen die minder dan 30 procent van het minimumloon kunnen verdienen. Ze werken voor de gemeenten en doen nuttig gemeenschaps- en opbouwwerk. Daarmee verdienen ze een garantie-inkomen. Deze negatieve inkomstenbelasting is een fiscale toelage voor mensen die minder verdienen dan de hoogte van het garantie-inkomen. Het gaat bijvoorbeeld om mensen die mantelzorg verlenen en niet voltijds kunnen werken, of mensen die om andere reden niet fulltime kunnen werken en daardoor niet het bestaansminimum kunnen verdienen.’
Wat zijn de voordelen van het garantie-inkomen en de basisbaan?
‘Ten eerste maakt dit het belastingstelsel veel minder complex, waardoor de verstorende effecten ook veel lager zijn. En ten tweede heeft het als voordeel dat iedereen een kans krijgt om mee te doen, te werken en zekerheid te ervaren. En naarmate mensen meer gaan werken, krijgen ze minder terug. Dat beleid is activerend en tegelijkertijd verzorgend. Die combinatie vind ik een hele mooie. Dankzij het garantie-inkomen hebben we geen toeslagen meer nodig, geen bijstandsuitkering, geen studiefinanciering. Dat scheelt enorm in complexiteit, en ook in onzekerheid voor mensen. En alleen de mensen die het echt nodig hebben, krijgen het. Dat is dus anders dan het basisinkomen. Zoiets is onbetaalbaar.’
Welke moderniseringen voor de arbeidsmarkt zijn nog meer nodig?
‘We stoppen met regelingen die negatieve gedragseffecten hebben. Bijvoorbeeld belastingen die zorgen dat mensen minder uren gaan werken, investeren in scholing ontmoedigen en innoveren afremmen. Bijvoorbeeld omdat een te groot deel van de winsten van innovatie worden weg belast, of de winst die je maakt door een stapje te kunnen zetten op de loonladder, omdat je hebt geïnvesteerd in een opleiding. Zo wordt het belastingstelsel minder verstorend, en bevordert het economische groei.’
Goed, dan hebben we de arbeidsmarkt hervormd met mensen die willen leren en werken voor hoogproductieve kennisbedrijven. Dan creëren we groei, maar dat is nog geen groene groei.
‘In onze transitie naar een hoogproductief kennislandis ruimte vooralle bedrijven die passen binnen de gestelde grenzen voor stikstofuitstoot, waterverbruik en dergelijke. Dat betekent niet dat we tegen bedrijven zeggen: jij mag wel en jij mag niet blijven. Maar waar we als denktank voor staan is met randvoorwaardelijk beleid de juiste economische ontwikkeling stimuleren. Dat doen we door bedrijven meer groeiruimte te geven die minder vervuilend zijn of worden, minder arbeid gebruiken doordat ze digitaliseren of technologie inzetten, minder energie verbruiken, minder ruimte innemen én strategisch van belang zijn. Dat kan onder andere door vervuiling en vervuilende producten meer te belasten en ruimtelijke ordening centraler te organiseren. Zo geef je groeiruimte aan bedrijven die bijdragen aan groene groei.’
.
.
Mensen zijn gewoontedieren en verslaafd aan gemak. Op welke manier beïnvloedt de nieuwe economie ons consumptiegedrag?
‘We moeten niet per se minder, maar wel anders gaan consumeren. Ik geloof niet in degrowth. We hebben een goed gevulde schatkist nodig voor de energietransitie, klimaatadaptatie, digitalisering. Dat kan niet zonder economische groei. We kunnen anders consumeren, bijvoorbeeld door regeneratief geproduceerd voedsel te kopen, minder dierlijke en meer plantaardige eiwitten, spullen repareren in plaats van weggooien. Niet per se minder, maar duurzamer. Daar vergt van ons allen echt een stevige stap in de groene richting, zowel aan de productie- als aan de consumptiekant.’
Deze economische hervorming kan dus ook pijn gaan doen. Een stukje vlees minder per week, omdat klimaateffecten hoger belast worden?
‘Ja, sommige keuzes zullen burgers pijn doen. Ook bedrijven zullen hier iets verliezen, maar kunnen door zich aan te passen elders wat winnen. Dat is nodig in de afruil om dingen voor elkaar te krijgen. En daarvoor moeten we het geheel van al die keuzes zien. Dat is de meerwaarde van ons boek: een samenhang van keuzes voor de lange termijn. Heel anders dan de huidige politiek, waarbij kortetermijnbeleid zegeviert, louter gericht op koopkracht, waarbij per onderwerp keuzes worden gemaakt. Als we blijven doormodderen door per beleidsonderwerp kleine deelkeuzes te maken, komen we niet vooruit en gaan we maximaal pijn voelen.’
Hoe krijgen we dit verhaal verkocht aan de kiezer?
‘Je hoeft niks te verkopen. Maar we moeten mensen wel het vertrouwen geven dat er oog is voor hun belangen, dat die tussen alle onderwerpen integraal worden afgewogen en dat het beleid niet elk jaar weer wordt aangepast. Als je weet naar welk toekomstbeeld we toe werken, ben je eerder bereid iets in te leveren om er elders weer wat op vooruit te gaan.’
.
.
Stel, ik ben slachtoffer van de toeslagenaffaire. Dan heb ik er niet heel veel vertrouwen in dat de overheid mij vooruit gaat helpen.
‘Dat begrijp ik heel goed. Juist daarom is het belangrijk dat we langetermijnvisie hebben en het systeem vereenvoudigen met bijvoorbeeld een garantie-inkomen. Daardoor is er meer inkomenszekerheid, juist ook voor mensen die nu nog afhankelijk zijn van toeslagen en allerlei andere regelingen. Dat geeft zekerheid en vertrouwen terug.’
Hoe verhoudt de Nederlandse economie zich tot de wereldwijde economie in 2040?
‘Nederland heeft een kleine thuismarkt en een veel groter buitenland. We hebben internationale handel nodig om ons welvaartsniveau te behouden. Europese samenwerking is daarbij essentieel. Daarvoor moet de interne markt zich verder ontwikkelen in de zin van minder handelsbarrières, bijvoorbeeld doordat er in elk land verschillende normen gelden. Daar moet Nederland actief aan bijdragen door ook te accepteren dat in de EU een andere standaard wordt gekozen. Een effectief antwoord op geopolitieke onrust ligt in Europa.’
Wat zou na dit boek nog verder uitgewerkt kunnen worden?
‘Hoe we ons voorbereiden op de demografische aardverschuiving die de komende decennia optreedt in de wereld. De beroepsbevolking neemt overal af behalve in Afrika en Azië zonder China. Zo’n driekwart van de arbeidskracht zal daar zitten en niet hier. Wat betekent dit voor migratie of verplaatsing van productielocaties? Daar wordt nu nog veel te weinig over nagedacht. Onze denktank is zeker nog niet uitgedacht.’
Wat kunnen we binnenkort van de denktank verwachten?
‘We hebben een mooi boek afgeleverd. Maar we willen ons denken ook in de praktijk gaan brengen. En daarom willen we met de politiek in gesprek, met maatschappelijke organisaties en met gemeenten, om te zorgen dat dit plan ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Vanaf de zijlijn meedenken, daar doen we niet aan. Ons boek is geen steen in de Hofvijver. Nee, we gaan ermee aan de slag.’
Op 22 mei verschijnt het boek Nederland 2040: een toekomstbeeld’. Alvast bestellen? Dat kan hier
Tekst: Suzanne Leijtens