Nieuwsbericht • dinsdag, februari 11 2025

‘Wat jongeren nekt, is dat hun problemen er allemaal tegelíjk zijn’

Lotte Prins is met 19 jaar het jongste én nieuwste lid van Denktank Nederland 2040. Als voorzitter van de Nationale Jeugdraad (NJR) komt ze op voor de belangen van jongeren en werkt ze met beleidsmakers aan de Nationale Jeugdstrategie. Daarnaast studeert ze psychologie in Leiden. ‘De politiek mag veel meer aandacht hebben voor de psychologische […]

Lotte Prins

Lotte Prins is met 19 jaar het jongste én nieuwste lid van Denktank Nederland 2040. Als voorzitter van de Nationale Jeugdraad (NJR) komt ze op voor de belangen van jongeren en werkt ze met beleidsmakers aan de Nationale Jeugdstrategie. Daarnaast studeert ze psychologie in Leiden. ‘De politiek mag veel meer aandacht hebben voor de psychologische aspecten van beleid, zeker in tijden van grote veranderingen.’

Waarom zet jij je specifiek in voor jongeren?

‘Omdat jongeren in onze maatschappij veel minder gehoord worden. Dit is de groep die momenteel met de meeste problemen moeten dealen, terwijl een deel geen stemrecht heeft. Verder is het belang van jongeren natuurlijk ook het belang van de toekomst. Daar gaat mijn hart sneller van kloppen.’

Over welke problemen hebben we het dan?

‘Onderwijs, kansenongelijkheid, klimaat, de wooncrisis, geld, geopolitieke verhoudingen. Er zijn heel veel onderwerpen waar jongeren zich zorgen over maken. Dat zijn allemaal problemen die aangepakt moeten worden.’

Wat motiveerde je om deel te nemen aan de denktank?

‘Problemen van jongeren zijn erg met elkaar verbonden. Bijvoorbeeld: hoe je onderwijs volgt heeft ook te maken met hoe je thuissituatie is. Zo kan armoede veel invloed hebben, maar ook de wachtlijsten in de jeugdzorg. De denktank kijkt overkoepelend naar problemen. Ik denk dat dat belangrijk is. Want om het juiste handelingsperspectief te kiezen moet je het hele plaatje zien om tot een goede aanpak te komen. Daarnaast zitten er in de denktank mensen die heel veel inhoudelijke kennis hebben, maar ook leden die vanuit hun praktijkervaring een bijdrage leveren. Dat levert hele interessante gesprekken op.’

Hoe vertegenwoordig jij jongeren in de denktank?

‘Ik werk inhoudelijk mee aan alles wat met jongeren te maken heeft. Jeugdzorg is daar een belangrijk onderdeel van. Verder vind ik het belangrijk om ook kritische vragen te stellen over onderwerpen als taalgebruik over jongeren. Zo hebben we geen mbo-scholieren, maar mbo-stúdenten, net als hbo- en wo-studenten. Geen hoog en laag opgeleide studenten, maar mbo-, hbo- of wo-opgeleid.’

‘Wat er vaak misgaat in participatie is dat het plan al af is en dat jongeren er dan ook nog even iets van mogen vinden’

Is er een onderwerp waar jij je specifiek hard voor maakt?

‘Er zijn heel veel onderwerpen die aandacht vragen. Maar wat jongeren nekt, is dat die problemen er allemaal tegelijk zijn. Want je kan én geen huis vinden én je hebt überhaupt al moeite met rondkomen. En dat raakt dan weer aan de mentale gezondheid van jongeren. Daar gaat het ook niet goed mee. Ze zien op hun telefoon de hele dag wat voor verschrikkelijke dingen er in de rest van de wereld gebeuren. En dan is ook het klimaatperspectief nog eens niet lonkend. Dát is het probleem van jongeren.’

Wat zijn initiatieven of ontwikkelingen in de jongerenpolitiek waar jij wel enthousiast van wordt?

‘Waar ik enthousiast over ben is dat jongerenorganisaties meer aan het samenwerken zijn om de positie van jongeren in het algemeen te verbeteren. Verder werk ik met de NJR en het rijk aan de Nationale Jeugdstrategie voor de lange termijn. Dit is het belangrijkste beleid voor jongeren op tien verschillende thema’s. Die omvatten alle aspecten van de leefwereld van jongeren, om een overkoepelend beleid te zorgen.’

Hoe kijk je als psycholoog in opleiding naar de toekomst van Nederland in 2040?

‘De politiek mag veel meer aandacht hebben voor de psychologische aspecten van beleid, zeker in tijden van grote veranderingen. Omdat alles uiteindelijk terugkomt op psychologie. Bijvoorbeeld de mate waarin mensen willen veranderen of iets willen doen, zoals minder vlees eten of minder auto rijden. Tijdens de laatste denktankbijeenkomst hadden we een gesprek over een ceo in de VS. Hij werd doodgeschoten als protestactie tegen het publieke gezondheidszorgsysteem. Ons gesprek ging over hoe mensen radicaliseren en ook hoe het voelt om niet gehoord of erkend te worden. De problematiek daarvan is vrijwel altijd terug te leiden tot de psychologie. Elkaar zien en horen, dat is een aspect van de politiek waar veel meer aandacht voor mag zijn.’

Psychologen weten dat gedrag ontzettend moeilijk te veranderen is. Toch is het nodig. Wat moet er volgens jou gebeuren?

‘Aan het begin van de coronacrisis was het best wel makkelijk om iedereen zijn gedrag te laten veranderen, omdat het risico direct duidelijk was. Maar de gevolgen van ons gedrag voor klimaatopwarming of vervuiling zijn net iets minder tastbaar. En dat is denk ik het ingewikkelde aan de gedragsverandering die we nu nodig hebben. Het allerbelangrijkste daarbij is dat we in elk geval iedereen vanaf stap één meenemen. Want hóe we gaan veranderen, daar mag iedereen over meepraten, ook als je er niet jarenlang voor hebt gestudeerd. Als je dat samen doet, en niet als een groep die iets afdwingt bij een andere groep, dan kun je tot gedragsverandering komen. Maar makkelijk is het niet.’

Verandering roept vaak angst op. Hoe gaan we daarmee om?

‘Angst is een hele sterke emotie. Dat is ook logisch, want angst zorgt ervoor dat je blijft leven. Tegelijkertijd is het steeds makkelijker om angst te verspreiden. Op sociale media zitten bijna geen restricties meer. Sterker: angst wordt juist ingezet als politiek middel. Want mensen in angst krijg je makkelijker in beweging. Maar is het de juiste beweging? Angst is soms goed, maar kan ook leiden tot meer polarisatie. Dat moeten we met elkaar tegengaan.’

Want anders gaat het mis.

‘In angst gaan we meer groepen vormen en tegenover elkaar staan, ja. Dat kunnen landen zijn, maar ook steden, dorpen of groepen. Daarom is participatie vanaf het begin van een veranderproces ook zo belangrijk, ook bij jongeren. Wat er vaak misgaat in participatie is dat het plan al af is en dat jongeren er dan ook nog even iets van mogen vinden. Maar bij elk nieuw verhaal moet je je afvragen of de persoon die tegenover je zit zich wel kan vinden in dat verhaal. Dan maak je een gezamenlijk verhaal.’