Het gaat niet goed met de sociale samenhang in Nederland. Er spelen hierbij verschillende factoren. Een groeiend deel van Nederland voelt zich onvoldoende gehoord en lijkt politiek afgehaakt. Ons land wordt inmiddels gekenmerkt door talloze kloven: tussen arm en rijk, tussen gezond en ongezond, tussen klassen , wijken, scholen en opleidingsniveaus. Een groeiend deel van de Nederlanders maakt zich zorgen over immigratie en integratie. Ook de emancipatie en de zoektocht naar nieuwe respectvolle omgangsvormen zijn nog lang niet klaar.
Het vertrouwen van mensen in elkaar is hoog. In 2022 vindt ruim 60 procent van de Nederlanders dat de meeste mensen over het algemeen te vertrouwen zijn. Dit percentage ligt sinds 2008 vrij stabiel rond de 60 procent.
Bron: SCP (2023) Burgerperspectieven en CBS (2023)
Het vertrouwen van mensen in politici en de Tweede Kamer is sinds 2020 gedaald. Sinds 2012 was het vertrouwen dat mensen hebben in politici en de Tweede Kamer relatief constant. In 2022 bereikte het vertrouwen een dieptepunt. Ongeveer 24 procent van de Nederlanders heeft veel of tamelijk veel vertrouwen in politici. Voor de Tweede Kamer ligt dit percentage in 2022 op 30 procent. Uit SCP-onderzoek blijkt dat Nederlanders in vergelijking met de afgelopen vijftien jaar negatief oordelen over de toestand van het land en de politiek. Het meest negatief zijn mensen over het probleemoplossend vermogen van de overheid. In 2023 vindt meer dan de helft van de Nederlanders dat het de verkeerde kant opgaat met de samenleving.
Bron: SCP (2023) Burgerperspectieven en CBS (2023)
De sociale mobiliteit in Nederland is hoog. De meeste mensen ontstijgen het armoederisico van hun ouders. Van de kinderen uit de laagste inkomensgroep in 1995 maakte 79 procent een sprong naar één van de vier hogere-inkomensgroepen in 2020. 15 procent van de armste kinderen behoort als volwassene tot de hoogste inkomensgroep. Ook het omgekeerde komt voor. Ongeveer 61 procent van de kinderen van de rijkste ouders zit als volwassene zelf in een lagere inkomensgroep. Mensen zitten dus niet ‘vast’ in hun eigen klasse, maar zullen gedurende hun leven meestal opklimmen of afdalen naar een andere inkomensgroep.
Het percentage minderjarige kinderen met risico op armoede daalt. In 2014 groeide bijna 10 procent van de minderjarige kinderen op in een gezin met een laag inkomen. In 2020 was dit ongeveer 7 procent en in 2021 nog 6,6 procent. Het percentage minderjarige kinderen in een gezin dat langdurig − minstens vier jaar − moet rondkomen van een laag inkomen daalt sinds 2016. Armoede is geografisch ongelijk verdeeld over Nederland, waarbij met name in Amsterdam, Heerlen, Rotterdam en Delfzijl veel kinderen in armoede leven.
Een aanzienlijk deel van de leerlingen op het vmbo, havo en vwo ontwikkelt onvoldoende basisvaardigheden voor rekenen en taal. Prestaties in de basisvaardigheden taal, rekenen en burgerschap lopen al jaren terug. Het risico dat Nederlandse leerlingen laaggeletterd en/of laaggecijferd van school gaan wordt steeds groter.